Logo

Vrijwilliger in de spotlight

Waar zou het RHCVV zijn zonder zijn team van toegewijde en kundige vrijwilligers? En waar zijn ze zoal mee bezig? In deze rubriek vertellen ze over hun belevenissen en ontdekkingen. Deze keer zetten we Jan Blom in de schijnwerpers.

Hoe ben je bij het RHCVV betrokken geraakt?

Een jaar of vijftien geleden begon ik mijn stamboom uit te zoeken bij het RHCVV en in RHC Rijnstreek en Lopikerwaard. Voor mijn werk als regeltechnicus kwam ik toevallig bij het RHCVV terecht. Ik wist dat mijn familie uit deze regio kwam en toen ik ernaar vroeg vertelde een medewerker dat ze hier veel over mijn familie hadden liggen. Dat vond ik reuze interessant. Ik kreeg wat papieren mee – dat ging toen allemaal nog niet via de computer. Ik vond het zo leuk dat ik elke woensdag vrij nam om hier aan mijn stamboom te werken. Toen ik hier zo vaak kwam, vroegen ze mij of ik vrijwilliger wilde worden van het RHCVV. Dat ben ik nu al negen jaar.

Welke interessante dingen ben je tegengekomen bij je onderzoek naar je stamboom?

Ik heb mijn stamboom tot 1590 teruggevonden. Ik ontdekte dat er in de familie Blom veel schepen (plaatselijke bestuurders, red.) voorkwamen. Ik heb het gen van bestuurders. Mijn opa was bijvoorbeeld locoburgemeester van Kortenhoef. Toen ik naar gegevens van voor 1720 ging zoeken moest ik naar het RHC Rijnstreek en Lopikerwaard omdat de familie Blom blijkbaar uit Teckop komt, een buurtschap in gemeente Woerden.

Waar ben je hier vooral mee bezig als vrijwilliger bij het RHCVV?

Ik ben vooral bezig met notariële stukken transcriberen. Oud schrift dus. Of dat moeilijk is? Ja, soms wel. Ik heb het geleerd door cursussen te volgen onder andere hier bij het RHCVV en heb ook al oude stukken gelezen toen ik met mijn eigen stamboom bezig was. Hoe meer je het doet, hoe makkelijker het wordt. Maar je komt natuurlijk allerlei verschillende handschriften tegen. Ik ben nu bezig met een pittig stuk uit Demmerik, een buurtschap van gemeente De Ronde Venen. Als ik er niet uitkom kan ik altijd hulp vragen aan een collega-vrijwilliger, een medewerker van de studiezaal of een vaste bezoeker die hier elke donderdag komt.

Hoe is het contact met de andere vrijwilligers?

Het is altijd heel leuk en gezellig. Echt een stuk sociale toevoeging. Op donderdag is het wat drukker en zijn we met een stuk of tien. Dan drinken we gezellig samen koffie. Op dinsdag zijn we met een kleiner groepje, dan spreek je elkaar nog wat diepgaander.

Wat is je het meest bijgebleven uit het archief?

Wat het meest indruk heeft gemaakt was een stuk uit het oud-rechterlijk archief van het hooggerecht van de Proosdijlanden (1596-1798) over een jonge vrouw die ongewild zwanger was en in een steegje was bevallen van een baby. Die vrouw bracht haar baby op gruwelijke wijze om – ik ga niet vertellen hoe, want het is te luguber. Verderop in het boek wordt omschreven dat de vrouw op dezelfde wijze is gestraft, als hoe zij de baby heeft vermoord. Opvallend is dat we niet weten hoe en door wie de vrouw zwanger is geraakt, alleen de feitelijke informatie werd genoteerd. Dit soort stukken over rechtspraak vind ik erg interessant, daar zou ik mij wel meer in willen verdiepen en het willen beschrijven, zodat het ook voor anderen vindbaar is op de website.

De bouwheren van Vollenhoven

Het verhaal over De bouwheren van Vollenhoven is tot stand gekomen door onderzoek in het archief van het RHCVV. Het is het derde verhaal door dhr. J.D. de Wit. Eerder verscheen het verhaal over sanatorium en ziekenhuis ‘Berg en Bosch’ en over huize Gaudeamus van zijn hand. 

De bouwheren van Vollenhoven

Landgoed Vollenhoven in gemeente De Bilt is bij velen uit de omgeving bekend. Het statige witte landhuis met het ruime park eromheen, de oranjerie waarin planten de winter doorkomen en de ruime stal trekken al jaren bezoekers. Hoe is dit landgoed geworden wat het nu is? Dhr. J.D. de Wit deed onderzoek in de archieven van het RHCVV en schrijft in dit verhaal over de drie bouwheren die het gezicht van Vollenhoven hebben bepaald.

Het landgoed Vollenhoven is oorspronkelijk voortgekomen uit een Uithof die behoorde tot het klooster Oostbroek. In 1774 koopt baron Van Tuyll van Serooskerken, de eerste van de drie belangrijke bouwheren, het landgoed Vollenhoven. Hij wil het landgoed flink veranderen en geeft daarom in 1777 opdracht voor een ontwerp aan de Franse architect M. de Malhortie, die werkt als architect-inspecteur van professeur de Ecole Royale de dessin de Paris. Het ontwerp voor uitbreiding en verbouwing van het huis dat De Malhortie maakt is onhandig en krijgt dan ook een slechte beoordeling in de pers. Het landgoed krijgt een groot classicistisch buitenhuis in een U-vorm en middendeel met 2 zijvleugels in 3 bouwlagen. Baron Van Tuyll laat ook een tuin aanleggen in formele stijl met een oprijlaan die parallel loopt met de weg naar De Bilt en Amersfoort. In 1792 verkoopt de baron Van Tuyll landgoed Vollenhoven.

img verhalen 100 jaar berg en bosch 785x514px 

Prentbriefkaart van villa Vollenhoven uit het fotoarchief van het RHCVV. Geproduceerd door A. Havekotte, 1925.

 

De tweede bouwheer die veel voor Vollenhoven heeft betekend, baron De Smeth, heer Van Alpen en Rietveld, kocht het landgoed in 1800. De titel baron des Russischen Rijks erfde hij van zijn vader. Die op zich had de titel gekregen van Catharina de Grote aan wie hij een enorme lening had gegeven. Toentertijd een van de grootste bankiershuizen in Europa. Hij laat voor 1806 het huis grondig verbouwen met waarschijnlijk de architect Ziegenis. Het huis krijgt een gevel in classicistische stijl. Tevens laat De Smeth bijgebouwen plaatsen: een ijskelder, orangerie, kassen en koetshuis. De ijskelder is halfrond en is bijzonder vanwege zijn grote omvang. De ijskelder heeft een koepelgewelf van 6 meter rond de cilinder waar ijsblokken werden opgeslagen en een isolatiegang. De orangerie bestaat uit twee bouwdelen en is gedeeltelijk ook onderkelderd.

In de zuidgevel bevinden zich hoge dubbele glasdeuren met luiken. De kopconstructie is een pannen-schilddak uit twee delen. De kas is rechthoekig met een bol stenen onderbouw van 85 cm. De zeven gietijzeren spanten zijn aan de bovenzijde in de onderbouw verankerd. Buiten de kas bevindt zich een bakstenen stookhuis en schoorsteen.
Het koetshuis heeft middendeuren waarachter de ruimte waar rijtuigen gestald werden ligt. De deuren zijn zo groot dat een ingespannen rijtuig door de voor- en achterdeur kon rijden.

De familie De Smeth breidt ook het grondgebied uit. Toevoegingen waren beerschoten, het beerschoterveld Den Eyck, een stuk grond aan de Zeistervaart en grond tussen Vollenhoven en Den Eyck.
Het park wordt in de tijd van baron De Smeth onderhanden genomen door de tuinarchitect Van Lunteren. Door zijn inspanningen ontstaat er een park van Engelse landschapsstijl met zicht op De Bilt, Amersfoort en de domtoren van Utrecht. In 1810 verkoopt De Smeth Vollenhoven in de vernieuwde staat. De laatste belangrijke bouwheer van Vollenhoven, baron Van de Capellen van Berekenwoude, kocht het landgoed in 1827. Bekendheid krijgt hij vanwege een paardenstoeterij en een grote collectie uit Nederlands-Indië die later verstrooid raakt. Van der Capellen verfraait het huis en vergroot het grondbezit door aankopen zonder het karakter van huis en tuin wezenlijk te veranderen. Zo ontstaat een gepleisterd huis, bestaande uit drie bouwlagen. De kop bestaat uit vier zadeldaken. De voorzijde is negen vensterassen breed, de middelste drie vormen de hoofdingang.

Verder werd er een balkon en een serre bijgebouwd. Op het landgoed worden in 1842 en 1843 verschillende gebouwen toegevoegd. Een dubbele woning aan de Grift, een portierswoning, een aantal dienstwoningen voor dagloners en twee landhuizen die werden verhuurd. In 1848 eindigde de periode van Van der Capellen.

De drie bouwheren baron Van Tuyll van Serooskerken, baron De Smeth en baron Van de Capellen hebben het gezicht van Vollenhoven bepaald, zowel voor het huis als het park dat er omheen ligt tot aan deze tijd. Het huis werd nog lang bewoond door een familie, maar is sinds 2022 in handen van een nieuwe eigenaar die een woonlocatie voor vitale ouderen wil creëren in het pand.

 

Tweemaal Gaudeamus

Het verhaal over huize Gaudeamus is tot stand gekomen door onderzoek in het archief van het RHCVV. Het is het tweede verhaal door dhr. J.D. de Wit. Eerder verscheen het verhaal over sanatorium en ziekenhuis ‘Berg en Bosch’ van zijn hand. 

Hoe een villa via een stichting
een middelpunt van muziek werd

Een eeuw geleden werd er een villa gebouwd aan de Gerard Doulaan te Bilthoven. De opdrachtgever was Julius Röntgen, componist/ pianist en oud-directeur van het Amsterdamse conservatorium, die zich na zijn pensioen buiten de stad wilde vestigen. De architecten van het huis waren zijn zoon Frantz en het technisch bouwbureau Van Hoenink en Gartier. Samen kwamen zij met een opmerkelijk ontwerp in de kenmerkende stijl van de Amsterdamse School, opgetrokken in baksteen en hout met een rieten dakbedekking.

De villa heeft verschillende vleugels die variëren in hoogte en vorm. Een opvallend detail is dat de plattegrond de vorm van een concertvleugel heeft, gedomineerd door het hoge en steile zadeldak van de oostelijke vleugel. Deze vleugel heeft een overhangende topvleugel waaronder zich een reeks van harmonica vensters bevindt. Aan de rechterzijde van de oostvleugel bevindt zich een vleugel naar het noorden, met daarin de hoofdingang. Deze vleugel is lager dan de oostvleugel, met een afgerond dakschild boven de ingang en driehoekige vensters in zandsteen.

img verhalen 100 jaar berg en bosch 785x514px 

Prentbriefkaart van villa Gaudeamus uit het fotoarchief van het RHCVV. Geproduceerd door A. Havekotte, 1925.

 

Haaks op de hoofdvleugel sluit de halfhoge dwarsvleugel aan, waarin de muziekkamer zich bevindt. Deze kamer is 80 cm hoger dan de andere vloeren op de begane grond en heeft gekoppelde vensters. De westelijke achtergevel van noord naar zuid heeft eenzelfde ronding als de muziekkamer en een terugliggende gevel in het middendeel die aansluit op de hoofdvleugel en zuidwest een uitbouw voor de spreekkamer. De zuidgevel op de begane grond heeft gekoppelde vensters en op het dakschild drie driehoekige dakkapellen, elk met overhangend steekkappen boven de vensterreeks op de begane grond. In dit huis kwam het muziekleven tot bloei en dit werd beklonken in een stichting.

Deze stichting kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Röntgen senior zette zijn componeerwerk in Gaudeamus voort en organiseerde huisconcerten, waardoor de villa een ontmoetingsplaats werd voor muziekliefhebbers. Na de oorlog vroeg Röntgen junior aan de toenmalige bewoner Walter Maas of hij in Gaudeamus huisconcerten mocht geven in de traditie van zijn vader.

Walter Maas, die in 1933 uit Duitsland gevlucht en naar was Amsterdam vertrokken, wilde iets voor zijn ‘gastland’ terug doen en stelde zijn huis beschikbaar, waar hij tevens een pension exploiteerde.
Op 7 november 1950 werd de Stichting Gaudeamus opgericht in Bilthoven door Walter Maas, Johanna Hendrika Grondhout en Josephus Wouters. Maas werd de stuwende kracht van deze stichting. De stichting had twee afdelingen: het muziekpodium en het muziekatheneum. Het primaire doel was het bevorderen van contacten en ondersteuning bieden aan toonkunstenaars, in het bijzonder jonge componisten. Daarnaast streefde de stichting naar de verspreiding en het vergroten van kennis en begrip van muziek.

Om deze doelen te bereiken, organiseerde Gaudeamus nationale en internationale bijeenkomsten, evenals concertreeksen en losse concerten. Het muziekatheneum verzorgde lezingen, cursussen, inleidingen bij concerten, gaf publicaties uit en beheerde een bibliotheek en muziekkamer. De financiële middelen van de stichting bestonden uit: subsidies van overheidswege, opbrengsten van muziekuitvoeringen, giften, erfstellingen en legaten.

Het werd een succes. Gaudeamus groeide uit tot een internationale ontmoetingsplaats, een trefpunt van internationale betekenis voor componisten en musici. Thans is Gaudeamus het huis waarin de Maas-Nathan Stichting is gehuisvest, een huis voor kunst en cultuur.

 

Bronnen:

  • Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 1021 Gemeente de Bilt, 1932-1987, inventarisnummer 3935.
  • NL-BklVv 1021, inv. nr. 3936.
  • Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 1020 Gemeente de Bilt, 1988-2000, inventarisnummer 2174.
  • Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 1610 Woonomgeving De Bilt, bouwvergunningen, 1887-1987, inventarisnummer 2557, Gerard Doulaan 21 Bilthoven.
  • Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang BB-Fa-De_Bilt: Fotoarchief De Bilt, afbeeldingsnummer Bi00196.

100 jaar Berg en Bosch

Het verhaal over het sanatorium en ziekenhuis 'Berg en Bosch' in Bilthoven is tot stand gekomen door onderzoek in het archief van het RHCVV. Het is het eerste in een serie verhalen die dhr. de Wit voor ons zal schrijven op basis van zijn onderzoeken in onze archieven. 

Een verhaal van een kliniek die zich
een paar keer opnieuw moest uitvinden

Het verhaal begint in Apeldoorn in 1919, waar noodbarakken werden geplaatst op het terrein van villa Berg en Bosch, om TBC-patiënten te verplegen. Een medisch team onder leiding van Bronkhorst en de vereniging Herwonnen Levenskracht, die de opdrachtgever zou worden, begon hier een TBC-kliniek onder de naam Berg en Bosch. De locatie was ver van de medische infrastructuur en afgelegen; verre van ideaal. De terreinen en gebouwen werden gehuurd. Toen kwamen er plannen voor nieuwbouw op een andere locatie. Maar wat moest er komen, en waar?

Doordat Bronkhorst veel publiceerde, waren er internationale contacten. In 1923 werd er een studiereis naar Engeland ondernomen om inzicht te verkrijgen in het Engelse systeem van arbeidstherapie na langdurige verpleging en terugkeer van tuberculosepatiënten naar het arbeidsproces.
Er werden acht klinieken bezocht, waaronder de ‘factory on the fields’ in Leeds. Elke kliniek had zo zijn eigen pallet van bezigheden. Ze richtten bijgebouwen op waar arbeid verricht werd. Deels agrarisch, zoals groenteteelt en kleinvee, maar ook een timmerwerkplaats, leerbewerking, meubelmakerij. Eén sanatorium had een drukkerij. 

De Nederlanders waren kritisch. In het reisverslag valt te lezen dat de kliniek van Surrey een voorbeeld was van hoe het niet hoort. Zowel wat betreft de gebouwen, maar ook het medische aspect: de Engelse bestrijding van tbc loopt achter, ze zijn onvoldoende uitgerust (o.a. röntgenonderzoek was sterk verouderd), maar ook de verpleging in de kliniek lieten te wensen over. Er waren geen financiële middelen om de gebouwen en de verzorging te verbeteren.

img verhalen 100 jaar berg en bosch 785x514px 

Herwonnen Levenskracht had de tijd mee. De planning voor de nieuwbouw viel in de ‘Roaring twenties’. Er was dus veel mogelijk en er werd met ambitie gewerkt aan de toekomst, ook omdat Herwonnen Levenskracht op een lijst voor instellingen van weldadigheid kwam, wat financiële steun van het rijk betekende.

De locatie voor het nieuwe gebouw werd Bilthoven. Dankzij een uitgifte van een obligatielening met garantiestelling door de provincie Utrecht werd de grond gekocht; 40 ha voor 50 cent per m2. De begroting werd opgesteld en er volgde aanbesteding. De Heide Maatschap zorgde dat het bouwperceel waterpas kwam. De definitieve opdracht 16 oktober 1930 aan de architecten Koldeweg en Van Moorsel. Het ontwerp was naar voorbeeld van de Delftse School: een kapel, hoofdgebouw bijgebouwen (arbeidstherapie) en behuizing voor de verpleegkundige staf die op het terrein woonden. De verpleging werd gedaan door zusters Dominicanessen. In de plannen zaten ca. 400 bedden à fl. 4.500 per bed. In 1933 werd alles opgeleverd. De kliniek startte met 260 patiënten. Al gauw werden dat er meer dan 360. Dat maakte Berg en Bosch de grootste kliniek van Nederland. Dit had een enorme aantrekkingskracht en patiënten kwamen van ver. Ook de medische resultaten waren goed: 80% van de patiënten genas volledig zonder beperking. Een deel genas met beperking en een klein deel overleed.

Qua opzet van de kliniek deed het een beetje aan de lessen denken van de studiereis naar Engeland. Maar er kwam een omkeer toen vaccinatie en vooral antibiotica hun intrede deden. De ligtijd van de patiënten werd minder en er waren minder patiënten. Er moest wat gebeuren wilde de kliniek zijn deuren niet moeten sluiten. Besloten werd van Berg en Bosch een algemeen ziekenhuis te maken. Nu met een kleiner adherentiegebied, ook wel bekend als verzorgingsgebied. Wederom had Berg en Bosch de tijd mee. De transitie vond plaats in 1962, een periode van ongekende economische groei.

Topzorg werd gegeven door het UMC in Utrecht, maar in Berg en Bosch was veel mogelijk. Ze specialiseerden zich in astma, waar voor de kinderen op het terrein een school werd gebouwd. Eerst voor patiënten. Later werd de school ook bezocht door kinderen met astma die lange verpleging nodig hadden, dat kon er financieel vanaf. Zeer ernstige gevallen konden terugvallen op astma kliniek in Davos, Zwitserland. Later werd het uitgebreid met kinderen met autisme. Zo ging het weer een tijd goed. 
Maar toen de economische tijden verslechterden, begon de overheid te bezuinigen en er kwam een beddenreductie. Berg en Bosch zag zich gedwongen om te fuseren met een ander ziekenhuis en wel Overvecht in Utrecht. Echter, het twee centimeter dikke boek, met daarin de boekhouding over de fusie, gaf niet het gewenste resultaat. De fusie ging niet door op financiële gronden.

Er ontstond wel een samenwerking met de antroposofische Willem Zijlmans Emmerichhovenkliniek en het verpleeghuis Biltse Hof.
In die tijd kwam er een actiecomité ‘Behoud Berg en Bosch’, een doorgewinterde actiegroep met een geoliede machine, handtekeningenactie, verspreiding van brieven en kaarten, contacten met de pers (zowel lokaal, regionaal en landelijk), en brieven naar beslissende instanties. Het actiecomité schopte het zo ver dat ze door de staatssecretaris en door de vaste kamer commissie uitgenodigd werden met een nieuw plan om ouderengeneeskunde als speerpunt te kiezen.

Het mocht niet baten. Berg en Bosch was te groot voor het verzorgingsgebied. De financiële rekening klopte niet en in 1993 ging Medisch Centrum Berg en Bosch failliet. Het was aan de curator om geïnteresseerden te vinden voor Berg en Bosch, en die kwam er in de vorm van Delta Lloyd, die wel mogelijkheden in het geheel zag.
Het eerste wat gebeurde was een uitbreiding van de doelstelling; je was en bent bij Delta Lloyd welkom als je werkt in gezondheid, zorg, educatie of maatschappelijk werk. Berg en Bosch werd een bedrijvenpark. En ook weer met zorg in de vorm van een revalidatiekliniek en de Bergmankliniek. Nu met planbare zorg met focus op bepaalde aandoeningen. De bedden liggen vol, omdat ze goed in kunnen schatten hoeveel tijd en evt. bedden je nodig hebt. Het is een efficiënt gerunde kliniek die doet denken aan de Engelse kliniek ’factory on the field’. Precies 100 jaar geleden maar nu in een moderne snit.

Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 1120: Sanatorium en ziekenhuis "Berg en Bosch", Bilthoven, 1922-1993

Vechtbrug

Recent hebben wij een onderzoeksvraag ontvangen van iemand die informatie zocht over een voorouder die brugwachter is geweest van de Vechtbrug in Maarssen. Er blijkt veel interessante informatie te zijn over deze brug. Studiezaalmedewerker Iren dook voor deze blog dieper in het verhaal.

Er is al eeuwenlang een brugovergang over de Vecht in Maarssen tussen de Kaatsbaan en Breedstraat. In 1823 is de enkele brug vervangen door een dubbele klapbrug, ook wel wipbrug genoemd, met daarnaast een woning voor de brugwachter en zijn familie.

 

Mobilisatie 2  
Afbeelding 1: Tekening dubbele ophaalbrug behoort bij schrijven 11 september 1894.



 

Vanaf 1878 was de brug in handen van Johannes de Groen en na zijn overlijden werd zijn weduwe Francina Heins de eigenaar.

In 1892 werd het Merwedekanaal geopend en veel van het (vracht)verkeer dat eerst gebruik maakte van de Vecht verplaatste zich naar het kanaal. Hierdoor waren er bijna geen inkomsten meer voor de brugwachter en de gemeente omdat er geen doorvaartrechten of andere gelden geïnd konden worden.


De brug werd slecht onderhouden en door het gebrek aan inkomsten was er ook geen geld meer voor het broodnodige herstel.


In 1894 besluiten de gemeenten Maarssen en Maarsseveen dat het zo niet langer kan, omdat de veiligheid van de brug in het geding komt. Omdat de brug nog wel een belangrijke functie heeft als verbinding tussen Maarssen en Maarsseveen kan deze niet zomaar gesloopt worden. De gemeenten besluiten de brug te kopen van de eigenaren door middel van onteigening. Bij onteigening wordt de overheid, in dit geval de gemeenten Maarssen en Maarseveen, de eigenaar van de grond inclusief een eventuele woning of gebouw. Ze laten een onderzoek doen naar de brug en hoeveel het herstel zou kosten. In 1897 wordt de brug onteigend, overgenomen door de gemeente en gerepareerd.

De kosten voor de overname van de brug en het repareren daarvan zijn veel hoger dan verwacht, en zelfs zo hoog dat het tientallen jaren impact gaat hebben op de begroting van beide gemeenten. Het was eigenlijk de bedoeling dat de inwoners van Maarssen en Maarsseveen kosteloos gebruik konden blijven maken van de brug, maar de gemeente kanniet anders en gaat ook geld vragen voor het gebruik van overgang van de brug; de overgangsrechten.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 2: Afschrift van besluit tot onteigening van de Vechtbrug, 2 juli 1897.

Afbeelding 3: Nota op een besluit tot heffing van overgangsrechten van de Vechtbrug, 14 april 1898.

 

De raad van Maarsseveen vindt dit wel een heel grote last voor de inwoners en gebruikers van de brug. Ze gaan ermee akkoord in 1898, maar alleen als er een abonnement wordt ingevoerd waarmee de inwoners tegen een zeer laag tarief gebruik kunnen maken van de brug. Op deze manier worden ze niet al te veel belast met deze regeling. Veel inwoners hebben namelijk geen andere keus omdat ze bijna dagelijks de brug over moeten. 
Als de brug hersteld is wordt besloten de brug en bijbehorende woning te verpachten. Dit doen ze eerst voor korte periode van 8 weken, dan 20 weken en uiteindelijk per jaar. De pachter is de brugwachter en verantwoordelijk voor veel verschillende taken.

Taken van de brugwachter

Naast het ophalen en neerlaten van de brug van tenminste 7 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds, moet de brugwachter ook toezicht houden aan weerszijden van de brug en voorkomen dat er mensen op de brug klimmen. Hij is verantwoordelijk voor de lantaarns, seinen, het onderhoud van de brug, strooien met zand als het glad is en natuurlijk het innen van de bruggelden. (zie afbeelding 4)

Als brugwachter mag hij met zijn familie wonen in de brugwachterswoning. Ook hier zitten wel een aantal eisen aan. Zo mag de bewoner geen ander bedrijf hebben vanuit de woning en mogen er geen kleren of andere goederen bij of aan de brug gehangen worden.

Hij krijgt een hele lijst met voorwerpen te leen van de gemeente om het werk goed te kunnen uitvoeren zoals een seinvlag, een Nederlandse vlag met stok, items om mensen te redden, ladders, een gieter, lantaarns, een petroleumkan en wc’s voor de woning.

Eén van de brugwachters was Wilhelmus van 't Veld. Hij werd in augustus 1898 brugwachter en is dat geweest tot 31 december 1903. Dit weten we door verpachting overeenkomsten en bevolkingsregisters waarin hij genoemd wordt als brugwachter. Naar aanleiding van een vraag over deze Wilhelmus is dit onderzoek over de brug uitgevoerd.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 4: De werkzaamheden en verwachtingen van de brugwachter.

Afbeelding 5: De aanstelling van Wilhelmus van 't Veld tot tijdelijke brugwachter, 14 augugstus 1898, met aantekeningen voor de aanstelling voor 1899.

 

De brug en bijbehorende brugwachterswoning zijn in 1936 opnieuw vervangen. Een van de latere brugwachters, Evert Stok, kwam in mei 1945 om het leven door een ongeval toen een Engelse militair tegen de brug op reed. In 2007 is de brug naar Evert Stok vernoemd. Desondanks wordt de ‘Evert Stokburg’ in de volksmond onder meer de Kaatsbaanbrug genoemd.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 6: Pagina uit het Bevolkingsregister van Maarssen 1900-1923, wijk A 161.

Afbeelding 7: Foto van de Herengracht, met zicht op de Vechtbrug/Kaatsbaanbrug/Evert Stokbrug, JosPé, 1950.

 

Het brugwachtershuisje staat inmiddels al even leeg, en stond op de nominatie om op korte termijn verkocht te worden. Op dit moment wordt dit heroverwogen door de gemeente omdat bleek dat dit nog niet zo eenvoudig is. Zo staat het huisje op grond van drie verschillende eigenaren (Waternet, de gemeente en een particuliere eigenaar) en zitten er een paar essentiële onderdelen van de brug in en onder het huisje. Om langdurige leegstand te voorkomen heeft Livable, een organisatie die leegstand beheert de opdracht gekregen om een tijdelijke invulling te zoeken. Zij hebben de Cultuurmakelaar van gemeente Stichtse Vecht, Marcel Blekendaal, gevraagd om het een mooie culturele bestemming te geven. Marcel heeft hierbij de vrije hand gekregen van de wethouder cultuur. Hij gaat in samenwerking met een aantal partijen (oa. Momenz, stichting Vechtsnoer, VVV Gooi en Vecht en RTV Stichtse Vecht) het Brugwachtershuisje de komende tijd inzetten als een huiskamertheatertje, VVV en ontmoetingsplek. Het plan is om deze invulling zo succesvol te maken dat het in plaats van ‘tijdelijk’ een langdurige invulling wordt.

Nieuwsgierig naar wat er gebeurt? Volg de ontwikkelingen via Instagram of Facebook @brugwachtershuisjemaarssen.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 8: Foto van de Vechtbrug/Kaatsbaanbrug/Evert Stokbrug, gezien vanaf de Breedstraat, Jospé, 1975.

Afbeelding 9: Foto van het huidige interieur van de burgwachterswoning, foto M. Blekendaal.