Logo

100 jaar Berg en Bosch

Het verhaal over het sanatorium en ziekenhuis 'Berg en Bosch' in Bilthoven is tot stand gekomen door onderzoek in het archief van het RHCVV. Het is het eerste in een serie verhalen die dhr. de Wit voor ons zal schrijven op basis van zijn onderzoeken in onze archieven. 

Een verhaal van een kliniek die zich
een paar keer opnieuw moest uitvinden

Het verhaal begint in Apeldoorn in 1919, waar noodbarakken werden geplaatst op het terrein van villa Berg en Bosch, om TBC-patiënten te verplegen. Een medisch team onder leiding van Bronkhorst en de vereniging Herwonnen Levenskracht, die de opdrachtgever zou worden, begon hier een TBC-kliniek onder de naam Berg en Bosch. De locatie was ver van de medische infrastructuur en afgelegen; verre van ideaal. De terreinen en gebouwen werden gehuurd. Toen kwamen er plannen voor nieuwbouw op een andere locatie. Maar wat moest er komen, en waar?

Doordat Bronkhorst veel publiceerde, waren er internationale contacten. In 1923 werd er een studiereis naar Engeland ondernomen om inzicht te verkrijgen in het Engelse systeem van arbeidstherapie na langdurige verpleging en terugkeer van tuberculosepatiënten naar het arbeidsproces.
Er werden acht klinieken bezocht, waaronder de ‘factory on the fields’ in Leeds. Elke kliniek had zo zijn eigen pallet van bezigheden. Ze richtten bijgebouwen op waar arbeid verricht werd. Deels agrarisch, zoals groenteteelt en kleinvee, maar ook een timmerwerkplaats, leerbewerking, meubelmakerij. Eén sanatorium had een drukkerij. 

De Nederlanders waren kritisch. In het reisverslag valt te lezen dat de kliniek van Surrey een voorbeeld was van hoe het niet hoort. Zowel wat betreft de gebouwen, maar ook het medische aspect: de Engelse bestrijding van tbc loopt achter, ze zijn onvoldoende uitgerust (o.a. röntgenonderzoek was sterk verouderd), maar ook de verpleging in de kliniek lieten te wensen over. Er waren geen financiële middelen om de gebouwen en de verzorging te verbeteren.

img verhalen 100 jaar berg en bosch 785x514px 

Herwonnen Levenskracht had de tijd mee. De planning voor de nieuwbouw viel in de ‘Roaring twenties’. Er was dus veel mogelijk en er werd met ambitie gewerkt aan de toekomst, ook omdat Herwonnen Levenskracht op een lijst voor instellingen van weldadigheid kwam, wat financiële steun van het rijk betekende.

De locatie voor het nieuwe gebouw werd Bilthoven. Dankzij een uitgifte van een obligatielening met garantiestelling door de provincie Utrecht werd de grond gekocht; 40 ha voor 50 cent per m2. De begroting werd opgesteld en er volgde aanbesteding. De Heide Maatschap zorgde dat het bouwperceel waterpas kwam. De definitieve opdracht 16 oktober 1930 aan de architecten Koldeweg en Van Moorsel. Het ontwerp was naar voorbeeld van de Delftse School: een kapel, hoofdgebouw bijgebouwen (arbeidstherapie) en behuizing voor de verpleegkundige staf die op het terrein woonden. De verpleging werd gedaan door zusters Dominicanessen. In de plannen zaten ca. 400 bedden à fl. 4.500 per bed. In 1933 werd alles opgeleverd. De kliniek startte met 260 patiënten. Al gauw werden dat er meer dan 360. Dat maakte Berg en Bosch de grootste kliniek van Nederland. Dit had een enorme aantrekkingskracht en patiënten kwamen van ver. Ook de medische resultaten waren goed: 80% van de patiënten genas volledig zonder beperking. Een deel genas met beperking en een klein deel overleed.

Qua opzet van de kliniek deed het een beetje aan de lessen denken van de studiereis naar Engeland. Maar er kwam een omkeer toen vaccinatie en vooral antibiotica hun intrede deden. De ligtijd van de patiënten werd minder en er waren minder patiënten. Er moest wat gebeuren wilde de kliniek zijn deuren niet moeten sluiten. Besloten werd van Berg en Bosch een algemeen ziekenhuis te maken. Nu met een kleiner adherentiegebied, ook wel bekend als verzorgingsgebied. Wederom had Berg en Bosch de tijd mee. De transitie vond plaats in 1962, een periode van ongekende economische groei.

Topzorg werd gegeven door het UMC in Utrecht, maar in Berg en Bosch was veel mogelijk. Ze specialiseerden zich in astma, waar voor de kinderen op het terrein een school werd gebouwd. Eerst voor patiënten. Later werd de school ook bezocht door kinderen met astma die lange verpleging nodig hadden, dat kon er financieel vanaf. Zeer ernstige gevallen konden terugvallen op astma kliniek in Davos, Zwitserland. Later werd het uitgebreid met kinderen met autisme. Zo ging het weer een tijd goed. 
Maar toen de economische tijden verslechterden, begon de overheid te bezuinigen en er kwam een beddenreductie. Berg en Bosch zag zich gedwongen om te fuseren met een ander ziekenhuis en wel Overvecht in Utrecht. Echter, het twee centimeter dikke boek, met daarin de boekhouding over de fusie, gaf niet het gewenste resultaat. De fusie ging niet door op financiële gronden.

Er ontstond wel een samenwerking met de antroposofische Willem Zijlmans Emmerichhovenkliniek en het verpleeghuis Biltse Hof.
In die tijd kwam er een actiecomité ‘Behoud Berg en Bosch’, een doorgewinterde actiegroep met een geoliede machine, handtekeningenactie, verspreiding van brieven en kaarten, contacten met de pers (zowel lokaal, regionaal en landelijk), en brieven naar beslissende instanties. Het actiecomité schopte het zo ver dat ze door de staatssecretaris en door de vaste kamer commissie uitgenodigd werden met een nieuw plan om ouderengeneeskunde als speerpunt te kiezen.

Het mocht niet baten. Berg en Bosch was te groot voor het verzorgingsgebied. De financiële rekening klopte niet en in 1993 ging Medisch Centrum Berg en Bosch failliet. Het was aan de curator om geïnteresseerden te vinden voor Berg en Bosch, en die kwam er in de vorm van Delta Lloyd, die wel mogelijkheden in het geheel zag.
Het eerste wat gebeurde was een uitbreiding van de doelstelling; je was en bent bij Delta Lloyd welkom als je werkt in gezondheid, zorg, educatie of maatschappelijk werk. Berg en Bosch werd een bedrijvenpark. En ook weer met zorg in de vorm van een revalidatiekliniek en de Bergmankliniek. Nu met planbare zorg met focus op bepaalde aandoeningen. De bedden liggen vol, omdat ze goed in kunnen schatten hoeveel tijd en evt. bedden je nodig hebt. Het is een efficiënt gerunde kliniek die doet denken aan de Engelse kliniek ’factory on the field’. Precies 100 jaar geleden maar nu in een moderne snit.

Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 1120: Sanatorium en ziekenhuis "Berg en Bosch", Bilthoven, 1922-1993

Vechtbrug

Recent hebben wij een onderzoeksvraag ontvangen van iemand die informatie zocht over een voorouder die brugwachter is geweest van de Vechtbrug in Maarssen. Er blijkt veel interessante informatie te zijn over deze brug. Studiezaalmedewerker Iren dook voor deze blog dieper in het verhaal.

Er is al eeuwenlang een brugovergang over de Vecht in Maarssen tussen de Kaatsbaan en Breedstraat. In 1823 is de enkele brug vervangen door een dubbele klapbrug, ook wel wipbrug genoemd, met daarnaast een woning voor de brugwachter en zijn familie.

 

Mobilisatie 2  
Afbeelding 1: Tekening dubbele ophaalbrug behoort bij schrijven 11 september 1894.



 

Vanaf 1878 was de brug in handen van Johannes de Groen en na zijn overlijden werd zijn weduwe Francina Heins de eigenaar.

In 1892 werd het Merwedekanaal geopend en veel van het (vracht)verkeer dat eerst gebruik maakte van de Vecht verplaatste zich naar het kanaal. Hierdoor waren er bijna geen inkomsten meer voor de brugwachter en de gemeente omdat er geen doorvaartrechten of andere gelden geïnd konden worden.


De brug werd slecht onderhouden en door het gebrek aan inkomsten was er ook geen geld meer voor het broodnodige herstel.


In 1894 besluiten de gemeenten Maarssen en Maarsseveen dat het zo niet langer kan, omdat de veiligheid van de brug in het geding komt. Omdat de brug nog wel een belangrijke functie heeft als verbinding tussen Maarssen en Maarsseveen kan deze niet zomaar gesloopt worden. De gemeenten besluiten de brug te kopen van de eigenaren door middel van onteigening. Bij onteigening wordt de overheid, in dit geval de gemeenten Maarssen en Maarseveen, de eigenaar van de grond inclusief een eventuele woning of gebouw. Ze laten een onderzoek doen naar de brug en hoeveel het herstel zou kosten. In 1897 wordt de brug onteigend, overgenomen door de gemeente en gerepareerd.

De kosten voor de overname van de brug en het repareren daarvan zijn veel hoger dan verwacht, en zelfs zo hoog dat het tientallen jaren impact gaat hebben op de begroting van beide gemeenten. Het was eigenlijk de bedoeling dat de inwoners van Maarssen en Maarsseveen kosteloos gebruik konden blijven maken van de brug, maar de gemeente kanniet anders en gaat ook geld vragen voor het gebruik van overgang van de brug; de overgangsrechten.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 2: Afschrift van besluit tot onteigening van de Vechtbrug, 2 juli 1897.

Afbeelding 3: Nota op een besluit tot heffing van overgangsrechten van de Vechtbrug, 14 april 1898.

 

De raad van Maarsseveen vindt dit wel een heel grote last voor de inwoners en gebruikers van de brug. Ze gaan ermee akkoord in 1898, maar alleen als er een abonnement wordt ingevoerd waarmee de inwoners tegen een zeer laag tarief gebruik kunnen maken van de brug. Op deze manier worden ze niet al te veel belast met deze regeling. Veel inwoners hebben namelijk geen andere keus omdat ze bijna dagelijks de brug over moeten. 
Als de brug hersteld is wordt besloten de brug en bijbehorende woning te verpachten. Dit doen ze eerst voor korte periode van 8 weken, dan 20 weken en uiteindelijk per jaar. De pachter is de brugwachter en verantwoordelijk voor veel verschillende taken.

Taken van de brugwachter

Naast het ophalen en neerlaten van de brug van tenminste 7 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds, moet de brugwachter ook toezicht houden aan weerszijden van de brug en voorkomen dat er mensen op de brug klimmen. Hij is verantwoordelijk voor de lantaarns, seinen, het onderhoud van de brug, strooien met zand als het glad is en natuurlijk het innen van de bruggelden. (zie afbeelding 4)

Als brugwachter mag hij met zijn familie wonen in de brugwachterswoning. Ook hier zitten wel een aantal eisen aan. Zo mag de bewoner geen ander bedrijf hebben vanuit de woning en mogen er geen kleren of andere goederen bij of aan de brug gehangen worden.

Hij krijgt een hele lijst met voorwerpen te leen van de gemeente om het werk goed te kunnen uitvoeren zoals een seinvlag, een Nederlandse vlag met stok, items om mensen te redden, ladders, een gieter, lantaarns, een petroleumkan en wc’s voor de woning.

Eén van de brugwachters was Wilhelmus van 't Veld. Hij werd in augustus 1898 brugwachter en is dat geweest tot 31 december 1903. Dit weten we door verpachting overeenkomsten en bevolkingsregisters waarin hij genoemd wordt als brugwachter. Naar aanleiding van een vraag over deze Wilhelmus is dit onderzoek over de brug uitgevoerd.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 4: De werkzaamheden en verwachtingen van de brugwachter.

Afbeelding 5: De aanstelling van Wilhelmus van 't Veld tot tijdelijke brugwachter, 14 augugstus 1898, met aantekeningen voor de aanstelling voor 1899.

 

De brug en bijbehorende brugwachterswoning zijn in 1936 opnieuw vervangen. Een van de latere brugwachters, Evert Stok, kwam in mei 1945 om het leven door een ongeval toen een Engelse militair tegen de brug op reed. In 2007 is de brug naar Evert Stok vernoemd. Desondanks wordt de ‘Evert Stokburg’ in de volksmond onder meer de Kaatsbaanbrug genoemd.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 6: Pagina uit het Bevolkingsregister van Maarssen 1900-1923, wijk A 161.

Afbeelding 7: Foto van de Herengracht, met zicht op de Vechtbrug/Kaatsbaanbrug/Evert Stokbrug, JosPé, 1950.

 

Het brugwachtershuisje staat inmiddels al even leeg, en stond op de nominatie om op korte termijn verkocht te worden. Op dit moment wordt dit heroverwogen door de gemeente omdat bleek dat dit nog niet zo eenvoudig is. Zo staat het huisje op grond van drie verschillende eigenaren (Waternet, de gemeente en een particuliere eigenaar) en zitten er een paar essentiële onderdelen van de brug in en onder het huisje. Om langdurige leegstand te voorkomen heeft Livable, een organisatie die leegstand beheert de opdracht gekregen om een tijdelijke invulling te zoeken. Zij hebben de Cultuurmakelaar van gemeente Stichtse Vecht, Marcel Blekendaal, gevraagd om het een mooie culturele bestemming te geven. Marcel heeft hierbij de vrije hand gekregen van de wethouder cultuur. Hij gaat in samenwerking met een aantal partijen (oa. Momenz, stichting Vechtsnoer, VVV Gooi en Vecht en RTV Stichtse Vecht) het Brugwachtershuisje de komende tijd inzetten als een huiskamertheatertje, VVV en ontmoetingsplek. Het plan is om deze invulling zo succesvol te maken dat het in plaats van ‘tijdelijk’ een langdurige invulling wordt.

Nieuwsgierig naar wat er gebeurt? Volg de ontwikkelingen via Instagram of Facebook @brugwachtershuisjemaarssen.

 

Mobilisatie 2 Mobilisatie 5
Afbeelding 8: Foto van de Vechtbrug/Kaatsbaanbrug/Evert Stokbrug, gezien vanaf de Breedstraat, Jospé, 1975.

Afbeelding 9: Foto van het huidige interieur van de burgwachterswoning, foto M. Blekendaal.

 

Belang van archiefonderzoek bij herdenken slavernijverleden

Het Herdenkingsjaar Slavernijverleden in 2023 markeert een belangrijk moment om stil te staan bij de afschaffing van de slavernij, bewustwording te vergroten, dialoog te bevorderen en onderzoek en educatie te stimuleren.

Archiefdiensten hebben de verantwoordelijkheid om historische archieven te bewaren en toegankelijk te maken voor onderzoek door een breed publiek. Dit omvat ook archieven die betrekking hebben op het slavernijverleden. Door deze archieven te behouden en te ontsluiten, biedt een archiefdienst de mogelijkheid voor onderzoek naar het slavernijverleden en het delen van kennis.

Door middel van gedegen onderzoek in deze archieven kunnen nieuwe inzichten worden verkregen en kunnen verhalen uit het slavernijverleden worden verteld. Dit draagt bij aan een breder begrip van de geschiedenis en helpt om het slavernijverleden te herdenken.

Archiefdiensten kunnen zelf actief inzetten op betere doorzoekbaarheid van archieven, digitalisering van archieven en het online beschikbaarstellen van documenten en collecties. Dit vergroot de toegankelijkheid van deze bronnen en maakt het mogelijk voor een breder publiek om onderzoek te doen naar het slavernijverleden en erover te leren. Het delen van digitale bronnen en het hergebruik bij educatie en tentoonstellingen draagt bij aan vergroten van het bewustzijn en begrip van de impact van slavernij op onze hedendaagse samenleving. Door middel van onderzoek kunnen we een open dialoog bevorderen over de complexe en gevoelige aspecten van ons historisch erfgoed.

Belang van context bij archiefonderzoek

Begrip van de tijd en context waarin archieven zijn gecreëerd is essentieel bij archiefonderzoek en de interpretatie van archiefstukken. Dit is niet alleen bij onderzoek naar het slavernijverleden, ook bij andere perioden in de Nederlandse geschiedenis. Bij het doen van onderzoek zijn we daar altijd van bewust. Stukken kunnen bijvoorbeeld dubbelzinnig of onvolledig zijn. Door de context van het document te begrijpen, zoals de tijd, plaats, gebeurtenissen en de mensen die erbij betrokken waren, kunnen onderzoekers een beter inzicht krijgen in de betekenis en bedoeling achter de informatie. Het helpt bij het interpreteren van de documenten en voorkomt verkeerde conclusies of misinterpretaties.
In archieven kunnen verschillende soorten bronnen worden gevonden, zoals brieven, dagboeken, overheidsverslagen en foto's. Door de context van de bron te begrijpen, inclusief wie de auteur was, de intentie erachter en de omstandigheden waarin hij werd geproduceerd, kan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de bron worden gewogen. Dit is erg belangrijk bij het bepalen van de waarde en het gebruik van de bron in het onderzoek.
Door de context van de documenten te begrijpen, kunnen onderzoekers verbanden leggen tussen verschillende bronnen. Ze kunnen patronen herkennen, relaties tussen mensen en gebeurtenissen identificeren en bredere verhalen reconstrueren. Dit helpt bij het verkrijgen van een dieper begrip van de historische gebeurtenissen en de context waarin ze plaatsvonden.
Het begrijpen van de context is ook belangrijk om te voorkomen dat moderne aspecten of begrippen worden toegepast op een tijdperk waarin ze niet bestonden of niet van toepassing waren. Als dat wel gebeurt, kunnen historische gebeurtenissen of documenten verkeerd geïnterpreteerd worden. Door de context van de tijd waarin de documenten werden geproduceerd te begrijpen, kunnen onderzoekers een juistere en genuanceerdere interpretatie geven.
Slavernijverleden in de Vechtstreek
De buitenplaatsen in de Vechtstreek waren luxueuze landgoederen langs de rivier de Vecht, die dienden als zomerresidenties voor welgestelde kooplieden, regenten en andere rijke personen uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw.

Het slavernijverleden is onlosmakelijk verbonden met de welvaart en economische activiteiten van die periode en daardoor met deze buitenplaatsen. Veel eigenaren waren namelijk betrokken bij de handel en productie van goederen, zoals suiker, koffie, tabak, cacao en specerijen, of bezaten aandelen in de VOC of WIC die zich met deze handel bezighielden. Plantages in de koloniën, zoals Suriname en de Nederlandse Antillen, waren afhankelijk van slavenarbeid voor de productie van de gewilde handelswaar. Deze handelsactiviteiten brachten grote rijkdom met zich mee, die vaak mede werd geïnvesteerd in de bouw en inrichting van de buitenhuizen. Dit betekent dat de rijkdom en prachtige architectuur van de buitenhuizen in de Vechtstreek verband houden met het slavernijverleden. Ook als er geen directe betrokkenheid van eigenaren bij de slavernij aantoonbaar is, kan er indirect geprofiteerd zijn van de economische welvaart die voortkwam uit de handel en exploitatie van de koloniën.

Meer onderzoek is nodig

Onderzoek naar de geschiedenis van vroegere inwoners van gemeenten in relatie tot slavernij is complex. Het kan ingewikkeld zijn om dergelijke informatie te achterhalen, omdat hiervoor veel onderzoek is vereist in verschillende bronnen die zich niet alleen bevinden in overheidsarchieven, maar ook in specifieke familiearchieven.

Notariële archieven bevatten vaak testamenten, koopcontracten, boedelinventarissen en andere juridische documenten die betrekking kunnen hebben op de aankoop, verkoop of erfenis van goederen die verband houden met slavernij, zoals plantages waarop met slavenarbeid producten werden verbouwd. Historische kaarten en plattegronden kunnen informatie bevatten over plantages en handelsroutes. Ook beeldmateriaal, zoals schilderijen, tekeningen, gravures, foto's of kaarten, kunnen verwijzen naar de historische band tussen buitenplaatsbewoners en de koloniale handel en slavernij, bijvoorbeeld in het geval van portretten van personen die zich lieten afbeelden in aanwezigheid van een Afrikaanse bediende. Inmiddels zijn er verschillende publicaties, artikelen en onderzoeksverslagen verschenen die specifiek gericht zijn op slavernij in relatie tot de Nederlandse geschiedenis en buitenplaatsen.

In huisarchieven van de buitenplaatsen en familiearchieven kan een verscheidenheid aan informatie gevonden worden, zoals correspondentie, akten, registers en administratieve stukken die betrekking hebben op de bouw, het onderhoud en beheer van de buitenplaats. Persoonlijke documenten, zoals brieven, dagboeken, familiepapieren, fotoalbums, correspondentie en verslagen van reizen naar koloniën. Deze bronnen kunnen inzicht bieden in de gedachten, opvattingen en ervaringen van de betrokken personen met betrekking tot slavernij en de effecten ervan op de buitenplaatsen. Deze bronnen zijn echter zeer schaars in onze archieven, zij bevinden zich wel bijvoorbeeld in het Nationaal Archief.

De huisarchieven kunnen zich op verschillende locaties bevinden, afhankelijk van de specifieke buitenplaats en het beheer ervan. Sommige buitenplaatsen hebben hun eigen archieven bewaard. Soms worden huisarchieven van buitenplaatsen bewaard in particuliere collecties, zoals bij families die historische banden hebben met de buitenplaatsen. Veel buitenplaatsen uit onze regio hebben sinds de jaren vijftig hun archief ondergebracht bij Het Utrechts Archief. Het RHCVV beheert er ook een aantal, zo bevinden zich in onze depots een aantal akten van Koningslust (Nigtevecht) en ook van Langverswegen/Schaapsgift en van Binnenrust (Abcoude).

Onderzoek bij het RHCVV naar Slavernijverleden

Zoals hierboven beschreven zijn er meerdere bronnen in de collectie van het RHCVV die geraadpleegd kunnen worden bij mogelijk onderzoek naar slavernijgeschiedenis, waaronder notariële archieven en gerechtelijke archieven. Deze bronnen kunnen waardevolle inzichten bieden in de geschiedenis en context van slavernij in de Vechtstreek en een aanvulling zijn op de informatie uit andere archieven, zoals Het Utrechts Archief, het Nationaal Archief en het Stadsarchief Amsterdam.

Net als andere archiefdiensten willen wij deze informatie toegankelijk maken. Het RHCVV heeft beperkte capaciteit om uitgebreid onderzoek te doen. Mensen die bij willen dragen aan het onderzoek zijn uiteraard van harte welkom op onze studiezalen in Breukelen. Je hoeft geen historicus te zijn om onderzoek te doen. Enige ervaring met het speuren in een archief en het hebben van affiniteit met het onderwerp is wel belangrijk. De ervaren medewerkers in de studiezaal kunnen helpen met advies en veel tips zijn vastgelegd in zoekhulpen online en in boekvorm.

Onderzoek bij het RHCVV in de archieven uit deze regio kan ook aanvullende informatie opleveren voor het onderzoek dat recentelijk is uitgevoerd in opdracht van de gemeenteraad De Bilt. Op 22 december 2022 werd een motie aangenomen om gemeente breed de afschaffing van de slavernij te herdenken en aan het Online Museum De Bilt werd gevraagd om een onderzoek te doen. naar de betrokkenheid van de inwoners van De Bilt bij slavernij en slavenhandel. Historici Anne Doedens en Dick Berents deden een uitgebreid literatuuronderzoek en gebruikten bronnen uit het Utrechts Archief, Stadsarchief Amsterdam en het Nationaal Archief.

De resultaten van het onderzoek van het Online Museum De Bilt worden gepresenteerd op 1 juli tijdens de eerste viering van Keti Koti in gemeente De Bilt.

De publicatie ‘De Bilt en zijn Slavernijverleden’ kunt u hier bestellen.

Vrijwilliger in de spotlight

Waar zou het RHCVV zijn zonder zijn team van toegewijde en kundige vrijwilligers? En waar zijn ze zoal mee bezig? In deze rubriek vertellen ze over hun belevenissen en ontdekkingen. Deze keer zetten we Irma Gondrie in de schijnwerpers.

Hoe ben je bij het RHCVV betrokken geraakt?

In 2013 heb ik meegewerkt aan een tentoonstelling over L.C. Dudok de Wit, ook wel bekend als Kees de Tippelaar. Kees de Tippelaar was een markante Breukelaar die veel voor het dorp heeft betekent. Hij is al overleden in 1913, maar nog steeds trakteert hij elk jaar de kinderen uit Breukelen op een portie poffertjes.
Ik ben lid van de Historische Kring Breukelen en heb in die hoedanigheid al heel wat dagen op de studiezaal gesnuffeld door verschillende archieven. Ik vind archieven gewoon hartstikke leuk! Zo kwam ik hier uiteindelijk terecht als vrijwilliger.

Wat heb je al gedaan?

Ik ben begonnen met het klapperen van notariële akten *uit Abcoude. Ik vond dit erg leuk om te doen, maar ik merkte al snel dat ik liever met de akten van Breukelen aan de gang wilde gaan. En zo geschiedde. In deze notariële akten staan ontzettend veel gebeurtenissen beschreven. Je ontdekt zo heel veel over het wel en wee in Breukelen. Wie woonde er, waar woonden ze en wat deden ze? Dit kom je allemaal tegen in de vele testamenten, huwelijksvoorwaarden, boedelbeschrijvingen, schuldbekentenissen en nog veel meer.

Waar ben je nu mee bezig?

Op een gegeven moment kon ik niet verder met een nieuw notarieel boek, omdat deze gerestaureerd moest worden. Toen kwam de collectie van Ties Verkuil op mijn pad. Ties Verkuil verzamelde alles wat met Kees de Tippelaar te maken had. Ties Verkuil heeft ook een boek geschreven over Kees de Tippelaar.
Na zijn overlijden is zijn collectie aan het RHCVV overgedragen. Momenteel ben ik dit aan het inventariseren.

Hoe gaat het inventariseren?

Het is heel leuk om te doen. Ik word steeds weer verwonderd door de stukken die ik hierin tegenkom. Het is een secuur werk en er zijn een aantal regels waar je heel goed op moet letten, zodat de collectie straks goed toegankelijk is.

Het "klapperen" van notariële akten verwijst naar het systematisch ordenen en indexeren van notariële akten in een register, ook wel bekend als een klapper. Het register of de klapper bevat een gestructureerde lijst of index van akten die door een notaris zijn opgesteld. Het klapperen is een belangrijke administratieve taak die wordt uitgevoerd om de toegankelijkheid en vindbaarheid van notariële akten te vergemakkelijken. Door de akten te klapperen, kunnen belanghebbenden gemakkelijker specifieke akten opzoeken op basis van bijvoorbeeld datum, namen van betrokken partijen of onderwerp.

Vrijwilliger in de spotlight

Waar zou het RHCVV zijn zonder zijn team van toegewijde en kundige vrijwilligers? En waar zijn ze zoal mee bezig? In deze rubriek vertellen ze over hun belevenissen en ontdekkingen. Dit keer: Harmen Hoogenhout uit Waarder.

Hoe ben je bij het RHCVV betrokken geraakt?

Ik was vroeger intensief betrokken bij de Historische Kring Abcoude Baambrugge. Ik schreef veel artikelen voor de Angstelkroniek, het tijdschrift van de historische kring. Hiervoor moest ik natuurlijk veel onderzoek doen in de archieven in het RHCVV. Nog steeds kom ik naast mijn vrijwilligerswerk regelmatig op de studiezaal voor archiefonderzoek. Momenteel ben ik bezig met een artikel over een wethouder van Abcoude-Baambrugge uit de periode rond 1900. Daarvoor bestudeer ik de notulen van het college van burgemeester en wethouders uit deze tijd.

Wat voor archieven heb je tot nu toe beschreven?

Dit zijn diverse kleine archiefjes die via-via bij mij zijn beland. Mensen dachten dat deze archiefjes bij mij veilig zouden zijn, maar bij het RHCVV zou deze natuurlijk meer op hun plaats.
Daarnaast heb ik ook het archief van de Gereformeerde kerk Postwijck te Baambrugge (1863-2019) beschreven. Dit is een wat groter archief, dit heeft namelijk een omvang van wel 6strekkende meter. 

Wat ben je nu aan het beschrijven?

Eerder heb ik mijn persoonlijke archief aan het RHCVV geschonken. Ik ben zeer actief geweest in het maatschappelijk leven van Baambrugge. Zo ben ik jaren gemeenteraadslid en wethouder bij de gemeente Abcoude en later De Ronde Venen geweest. Ook heb ik jarenlang als ambtenaar van de Burgerlijke Stand huwelijken voltrokken. In de loop der jaren is mijn persoonlijke archief daardoor uitgegroeid tot een grote verzameling met bronnen over het wel en wee in Baambrugge. Nu zijn we bezig om dit tot in de detail te beschrijven.

Hoe gaat het beschrijven?

Ik vind het hartstikke leuk om te doen. Wilma de Kruijter (oud-medewerkster Dienstverlening bij het RHCVV en nu óók vrijwilliger) helpt mij bij het ordenen en beschrijven van de stukken. Elke donderdagmiddag gaan wij samen door alle fotoalbums, brieven, boekjes, brochures heen. We zorgen ervoor dat alle nietjes, paperclips en ringbanden verwijderd worden (metaal kan roesten en dat is niet goed voor de documenten), om vervolgens het stuk te beschrijven. Dit brengt natuurlijk ook veel leuke herinneringen naar boven. Dat maakt dat het een gezellige boel.