Loenen was de hoofdplaats van het kanton en daarom de plaats van vestiging van het Huis van Bewaring. Het Huis van Bewaring werd bekostigd door de gemeenten binnen het kanton Loenen, te weten: Loenen, Abcoude(-Baambrugge en -Proostdij), Loenersloot, Loosdrecht, Mijdrecht, Nigtevecht, Ruwiel, Vinkeveen, Waverveen, Vreeland en Wilnis.
Bij besluit van 17 oktober 1855 van de Commissaris des Konings, werden tot leden van het College van Toezicht benoemd:
Ernst van Beusekom Cz. te Loenen, Jacob Ph. A.L. Ram te Breukelen en Johannes F. de Wit te Loosdrecht. Voorzitter werd Carel Th. van der Brugghen, en tot secretaris werd benoemd:
Jan Pieter Christiaan Baron van Reede tot Ter Aa, die tevens kantonrechter en burgemeester van Loenen was. Waar het Huis van Bewaring gevestigd was is niet duidelijk. Het gebouw werd gehuurd van mevrouw de wed. van Reenen, die de villa Vegtlust op Oud Over bewoonde. Uit een koopakte van 30 december 1859 blijkt dat een gedeelte van de tuin van huize Roserust (aan de Dorpsstraat) werd aangekocht om daar een nieuw Huis van Bewaring te bouwen. Dit is er echter nooit van gekomen; in de loop van 1879 werd dit terrein weer verkocht. Het nieuwe kantonnale Huis van Bewaring werd in Breukelen-Nijenrode gevestigd, als nieuwe hoofdplaats van het kanton.