Logo

Brandewijn en jenever in Weesp

Onderricht van eenighe grove distilation [GAW028-01   Stad Weesp, 1355-1795 (1890) inv.nr. 216]

‘Onderricht van eenighe grove distilation’ [GAW028-01 Stad Weesp, 1355-1795 (1890) inv.nr. 216]

In het archief van Weesp bevindt zich een bijzonder, waarschijnlijk zeventiende-eeuws, receptenboekje met daarin aanwijzingen hoe de beste brandewijn en daarmee ook jenever te maken. Het stoken van sterkedrank bracht destijds nogal wat stank met zich mee, vandaar dat in de zeventiende eeuw het Amsterdamse stadsbestuur besloot deze stokerijen uit de binnenstad te weren. Veel van deze bedrijven weken vervolgens uit naar het nabijgelegen Weesp, dat hierdoor een ware jeneverstad werd. Uit deze periode is ook het boekje in het Weesper archief afkomstig.

Eerste pagina van het recept om brandewijn te maken

Eerste pagina van het recept om brandewijn te maken

In het boekje, Onderricht van eenighe grove distilation geheten, staat stap voor stap uitgelegd hoe het stoken van de brandewijn in zijn werk diende te gaan, en hoe hierbij het optimale resultaat verkregen kon worden. Naast een juiste uitvoering van alle handelingen was het, zoals nu nog steeds, ook zaak de beste producten te gebruiken. Na de uitgebreide uiteenzetting hoe het stoken moest gebeuren, volgen nog een aantal speciale recepten, om bijvoorbeeld rozijnenbrandewijn of gouden anijswijn te maken. Ook noemt hij verschillende smaakmakers die de stoker eens zou kunnen uitproberen, zoals het toevoegen van alantswortel, koriander en natuurlijk de jeneverbes voor de jenever.

Briefje bij receptenboekje 'Onderricht van eenighe grove distilation'

Briefje bij receptenboekje ‘Onderricht van eenighe grove distilation’

Bij het receptenboekje bevindt zich een mysterieus briefje over de distilleergeheimen van Jannis Thomasz Liber, die volgens de onbekende schrijver weet hoe te voorkomen is dat bij het distilleren van wijn tot likeur deze aanbrandt. Bij het distilleren met behulp van pulp in de ketel zoals in de zeventiende eeuw gedaan werd, vormde dit namelijk een groot risico. Wanneer de pulp eenmaal aangebrand was moest het hele mengsel weggegooid worden en kon men opnieuw beginnen. In het briefje vertelt de onbekende schrijver tevens dat Liber een manier heeft om de gedistilleerde wijn zoeter te maken dan gebruikelijk was. Hoewel deze zijn geheimen nog aan de schrijver moet prijsgeven, deelt deze ons toch alvast zijn eigen vermoedens mee. Zo neemt hij aan dat tegen het aanbranden van de wijn het strooien van zand onderin de distilleerketel een goede oplossing zou zijn. Het zoeten zou moeten gebeuren met de beste Franse, of beter nog; Italiaanse honing. Daarbij kwam nog de toe te voegen siroop. Deze kon gehaald worden bij de suikerbakker. Deze suikersiroop, of –stroop, werd verkregen door het koken van witte suiker. Uiteraard gold ook hier dat alleen de beste kwaliteit in aanmerking kwam. Wanneer we aannemen dat deze stookinstructie navolging heeft gekend in het Weespse, kunnen we er in ieder geval zeker van zijn dat kwaliteit bij de Weesper stokerijen hoog in het vaandel stond. Ook in de zeventiende eeuw al.