Logo

Nescio in de Vechtstreek

 boomgaard loenen

nescioDit jaar is het 100 jaar geleden dat bij uitgever en kunsthandelaar J.H. De Bois te Haarlem de bundel ‘Dichtertje, de Uitvreter, Titaantjes’ verscheen van schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh). Hoewel het oeuvre van de schrijver bescheiden in omvang is gebleven en zijn werk tijdens zijn leven lange tijd waardering ontbeerde, wordt hij vandaag de dag geschaard onder de grootsten die de Nederlandse literatuur heeft voortgebracht. Vandaag wordt door Athenaeum Boekhandel en Nescio’s latere uitgeverij Nijgh en Van Ditmar feestelijk stilgestaan bij het feit dat in 1918 de eerste bundel van de schrijver verscheen.

 

Bundel 1918 NescioIn Nescio’s werk speelt de natuur een grote rol. De hoofdpersonen in zijn verhalen De Uitvreter en Titaantjes en in zijn latere schetsen in Mene Tekel en Boven het Dal trekken er met regelmaat op uit de natuur in, om te ontsnappen uit de dagelijkse sleur van een armoedig bestaan zoals de Titaantjes of om simpelweg één te worden met die alomvattende natuur, in een tijdloos ogenblik, zoals de Uitvreter. Nescio legde behoorlijk wat autobiografische gevoelens en ervaringen in zijn verhalen, hij was zelf ook een groot natuurliefhebber en trok er, vooral na zijn werkzame leven op kantoor, vaak wandelend of fietsend op uit om in de natuur tot rust te komen. De plaatsen langs de Vecht waren daarbij favoriet, naast Het Gooi en de dorpen aan de overkant van het IJ ten noorden van Amsterdam; Schellingwoude, Ransdorp, Durgerdam. Na de Tweede Wereldoorlog hield Nescio een dagboek bij waarin hij verslag deed van zijn tochtjes, die veelal langs de Vecht en de daar gelegen pittoreske plaatsjes voerden. Het was in die contreien dat hij af en toe nog de plekjes uit zijn jeugd herkende waar de moderne tijd het landschapsschoon nog niet had aangetast.

Plaatsen als Vreeland en Loenen figureren regelmatig in dit zogenaamde Natuurdagboek, maar ook Weesp, Abcoude en Baambrugge liggen op de route van Nescio’s natuurtochten. Als voorbeeld een passage van 16 september 1953:

loenen

“Dinsdagochtend. Weer hetzelfde kristallijne weer. Met de bus van 9 uur 12 naar Loenersloot (zeer vol). De zon op de Keulsche vaart. Baambrugge over de weiden (het torentje!). De wouden en weilanden van Loenersloot en Loenen. Op het terrasje in Loenersloot. Gekeken naar twee verre groepen boomen wier toppen samenkwamen, over de weiden naar Vreeland toe, en waartusschen koeien stonden, kleintjes. De boomen aan het oue weggetje naar Vreeland. De ietwat in de zon waaiende boomen aan de groote weg. De in de zon schitterende zilverige auto’s. De bocht om naar Loenersloot. Waarheen?

vechtbrug

Om ½ 11 bus naar Loenen. Het aanrijden op dorp en toren. Het Grutterstraatje dat verderop Brugstraat heet, heelemaal in de gouden zon met aan het eind het smalle wipbruggetje. Geen mensch op straat. Op het hoekje één sigaar gekocht van 22 cent (‘Extase’, goed). Over het bruggetje tot het driesprongetje waar het A.N.W.B. bord staat (‘Den Oever, gemeente Loenen’). Noordwaarts gekeken waar de boombladen en een stilstaande auto schitterden in de zon. Het gebouwtje uit 1603 op den hoek van de Grutterstraat. Om toren en kerk geloopen en op een steen zitten rooken tot de bus kwam. Overal zon en wei en wilgen. Het kasteel en weer Baambrugge over de weiden en Vinkeveen in de verte. Rechts, later, Nederhorst den Berg wazig. De molen en het laantje. Het straatje in Abcou met zon en schaduw. Ouerkerk klein maar duidelijk. Het ziekenhuisje van Lechner. Door het Oosterpark naar huis geloopen, twee reigers aan den kant van den vijver (nooit eer gezien in het park.) Half één thuis. Schitterende ochtend.”

kasteel Loenersloot