Logo

Gedicht over de laatste oorlogsweken in Loenen (april 1945)

In de collectie van het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen bevindt zich een gedicht met de titel “De houding der Loenenaren tijdens de spannende dagen van april 1945”.[1] Het gedicht verhaalt, op rijm, gedetailleerd over wat zich de laatste weken van de Tweede Wereldoorlog afspeelde in Loenen: 120 mannen werden in april 1945 verplicht om te helpen bij het opwerpen van barricades en het onderwater zetten van land om de geallieerden tegen te houden. De meeste Loenenaren weigerden hieraan mee te werken, wat uiteraard represailles tot gevolg had … Volgens de Vechtkroniek zou het gedicht zijn geschreven door Herman de Ruiter (1884-1969), ambtenaar van de secretarie van de gemeente Loenen.[2]

HD-00-271-Gedicht-Loenen

"Houding der Loenenaren tijdens de spannende dagen van april 1945". (HD-00-271)
(Klik op de afbeelding voor een grotere versie)

Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd; het westen van het land wachtte echter nog een barre Hongerwinter. In het voorjaar van 1945 stonden de geallieerden op het punt om ook de rest van het land te bevrijden. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. Het gedicht meldt: “Zij moeten niet de Duitschers slechts, doch ’t water ook bestrijden”. 

In een laatste poging de geallieerde opmars te tegen te houden, hadden de Duitsers namelijk overal land onder water gezet en blokkades opgeworpen. Zo ook in de Vechtstreek. Onder meer de brug over de Vecht in Loenen werd afgebroken en de brug over het Merwedekanaal werd met betonnen obstakels gebarricadeerd.[3]

Voor het doorsteken van de dijken aan de oostkant van de Vecht en voor het maken van schuttersputten langs de provinciale weg tussen Loenen en Vreeland werden Nederlandse mannen opgeroepen. “Burgers van Loenen, meldt U aan, en werkt voor ons als slaven, stelt Uw bevrijding uit en gaat Uw dijken maar doorgraven”.
De animo onder de Loenenaren was niet groot. Op last van de NSB-burgemeester werden op 19 april 1945 120 inwoners van Loenen gesommeerd zich te melden voor de graafwerkzaamheden. Zoals het gedicht meldt, “Verschenen er slechts vier, vier lafaards, wier geweten, steeds minder waard geweest is dan: geld, goederen en eten.”

Wat volgde was een razzia door de Duitsers, waarbij dertien mannen werden opgepakt. De rest was ondergedoken. De dreigementen namen toe en een dag later meldden zich alsnog 45 mannen. “Nein, wir wünschen hundert zwanzig”, was het antwoord van de Duitsers, volgens het gedicht.
Ze gijzelden vier prominente Loenenaren, die zij gevangen zetten in Slot Loenersloot. Het ging om bakker Westveen, notaris van Kempen, veehouder van Schaik en de heer Goeman Borgesius.[4] Bovendien dreigden de Duitsers een aantal huizen in de brand te steken.

Slot-Loenersloot-HKGL0160

Ditmaal hadden de dreigementen van de Duitsers wel succes: “En honderd man verscheen spontaan om deez’ vier man te sparen. God wille hen en and’ren voor de gijz’laarsdood bewaren”.
Veel zoden hebben de verplichte graafwerkzaamheden overigens niet aan de dijk gezet voor de Duitsers; de geallieerde opmars was niet meer te stoppen. Iets meer dan twee weken later was het 5 mei 1945 en was heel Nederland bevrijd.

 


[1] Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, documentatiecollectie locatie Breukelen, inv. nr. HD-00-271

[2] Gedicht naar aanleiding van de gebeurtenissen in Loenen vlak voor de bevrijding. – In: Vechtkroniek, nr. 22, mei 2005, p. 17

[3] Tussen ‘goed’ en ‘fout’ / Ubels, R. – In: Vechtkroniek, nr. 2, april 1995. – p. 3-10

[4] Ubels, 1995