0808 Oud-rechterlijk archief gerecht Waverveen, 1703-1812

0808
Oud-rechterlijk archief gerecht Waverveen, 1703-1812
Inleiding
Hoge rechtsmacht
0808 Oud-rechterlijk archief gerecht Waverveen, 1703-1812
Inleiding
Hoge rechtsmacht
laatste wijziging 04-02-2021
Zonder op de details te letten, die vaak uitzonderingen op de regel betreffen, kan men voor het Nedersticht vier lijnen aangeven volgens welke de gerechten op het platteland zich hebben ontwikkeld: 1. uit de hofgerechten op de domeinen van de Utrechtse kerk (bisschop, domproost, proost van Oudmunster) of van abdijen; 2. uit de rechtsmacht, die tot in de eerste helft van de 13e eeuw werd uitgeoefend door de bisschoppelijke graaf van Goye; 3. uit de gerechten door de bisschop of de kapittels ingesteld in de ontginningsgebieden; 4. uit de exemptie die de bisschop met name zijn ministerialen verleende uit zijn eigen rechtsgebied. * In verreweg de meeste gevallen betreft het hier uitsluitend de lage rechtsmacht. De nazaten van de graven van Goye pretendeerden daarnaast ook het bezit van de hoge rechtsmacht. In de gedesintegreerde domeinen afkomstig van de abdij van Deutz, die eertijds enclaves in het gezagsgebied van de bisschop van Utrecht hadden gevormd (Odijk, Wijk bij Duurstede en een deel van Amerongen), was het bezit van de hoge jurisdictie door de rechtsopvolgers van de abdij méér dan een pretentie. De proost van S. Jan tenslotte had in een oorkonde uit 1085 zwart op wit staan dat de gehele jurisdictie, dus ook de hoge, hem door de bisschop was verleend over de zg. Proosdijlanden, d.w.z. het gebied van Mijdrecht en omgeving. * Door middel van twee sententies in 1305 en 1315 verklaarde de bisschop dat alle hoge jurisdictie aan hem toekwam, tenzij een ander het bezit ervan met oorkonden kon staven. *
Daar alleen de proost van S. Jan dat blijkbaar kon, achtte de bisschop zich sindsdien, buiten de Proosdijlanden, de enige drager van de hoge rechtsmacht, al duurde het nog geruime tijd vooraleer een ieder dit erkende.
Daar alleen de proost van S. Jan dat blijkbaar kon, achtte de bisschop zich sindsdien, buiten de Proosdijlanden, de enige drager van de hoge rechtsmacht, al duurde het nog geruime tijd vooraleer een ieder dit erkende.
Sinds het midden van de 13e eeuw trad er in het Nedersticht een bisschoppelijk functionaris op ter uitoefening van de hoge rechtsmacht: de maarschalk * . Een eeuw later kwam er een tweede maarschalk bij doordat het district schoutambt van Amersfoort werd omgezet in een maarschalkambt van Eemland. Tegen het eind van de 14e eeuw werd het Nedersticht-zonder Eemland-gesplitst in twee maarschalkambten, dat van het Overkwartier en dat van het Nederkwartier, terwijl tenslotte in 1546 van het Nederkwartier een apart maarschalkambt Montfoort werd afgescheiden. Bracht de maarschalk criminele zaken aanvankelijk voor het plaatselijk gerecht, dat dan door hem werd voorgezeten, in de tweede helft van de 14e eeuw wisten de steden de criminele jurisdictie, ook over het platteland, aan zich te trekken. Daarnaast had ook het Landrecht, in opzet een feodaal gerecht voor het gehele Nedersticht, bevoegdheid in criminele zaken, maar deze rechtbank moest het in dezen tegen de steden afleggen. Zowel inzake de gevallen, die voor de schepenbanken in de steden als voor het Landrecht werden gebracht, trad de maarschalk op, als vervolger, eiser en uitvoerder van de vonnissen.
Hoewel bisschop David van Bourgondië in de tweede helft van de 14e eeuw een serieuze poging heeft gedaan de criminele rechtspraak alsook de civiele rechtspraak in beroep-tot dusver behandeld door het Landrecht-te hervormen, duurde het tot na de overname van het wereldlijk gezag in het Nedersticht door Karel V, vooraleer er een definitieve verandering optrad. Het in 1530 opgerichtte Hof van Utrecht, op moderne leest geschoeid, kreeg de criminele rechtspraak over het gehele platteland van Utrecht inclusief de stad Montfoort toegewezen, met uitzondering van de andere steden en de Proosdijlanden. In civiele zaken concurreerde het Hof met de plaatselijke gerechten, waarvoor het bovendien als beroepsinstantie fungeerde. Deze toestand bleef vrijwel ongewijzigd voortbestaan tot de staatsgreep van 22 jan. 1798. Hierna werd als departementale rechtbank het Hof van Justitie voor het voormalig gewest Utrecht ingesteld.
laatste wijziging 02-10-2022
19 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.172 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 02-10-2022
19 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.172 bestanden
Kenmerken
Datering:
1703-1812
Auteur:
D.T. Koen
Datering toegang:
1985
Omvang in meters:
1,0
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Soort toegang:
Inventaris
Hoofdrubriek:
01. Rechterlijke archieven
Subrubriek:
07.10 Justitie
Gemeente:
De Ronde Venen
Plaatsnaam:
Waverveen
Archiefbewaarplaats:
Breukelen
Herkomst:
Wet
Notabene:
Waverveen ressorteerde voor wat betreft de berechting van de lijfstraffelijke zaken onder het baljuwschap van Amstelland.
Licentie:
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 0808: Oud-rechterlijk archief gerecht Waverveen, 1703-1812
VERKORT:
NL-BklVV 0808
VOLLEDIG:
Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 0808: Oud-rechterlijk archief gerecht Waverveen, 1703-1812
VERKORT:
NL-BklVV 0808
Categorie:
laatste wijziging 02-10-2022
19 beschreven archiefstukken
19 gedigitaliseerd
totaal 3.172 bestanden